Kurdish MattersNieuwe site! Volg me tijdens mijn werk aan mijn boek over de Koerdische kwestie: www.KurdishMatters.com

Jonge Nederlanders met Turkse roots die hun geluk in Turkije gaan beproeven. Weg van het politieke klimaat in Nederland, op naar het land van hun ouders en grootouders, waar de economie bloeit en waar ze écht thuis zijn. De praktijk blijkt nogal eens anders.

Foto’s: Ahmet Polat. Foto van Cengiz Caglar volgt!

Metin (25) (niet zijn echte naam, in VK Magazine stond hij wel gewoon herkenbaar en met foto maar op internet wilde hij dat liever niet, vandaar ook geen foto van hem hier) laat het reclamebureau zien waar hij werkt. Toplocatie in hartje Istanbul, brede trappen met rode bekleding, hoge plafonds, lichte ruimtes. Hij wijst zijn werkplek aan: daar, in de hal bij de trappen, tegen de muur. Het lijkt een beroerd, weggestopt plekje, maar voor Metin is het precies goed: ‘Ik wil niet tussen mijn Turkse collega’s zitten’, legt hij uit. ‘Ik sluit me zo veel mogelijk af van de bedrijfscultuur hier. De hierarchie, de angst voor de baas, het geroddel, bah.’
Metin, geboren in Istanbul maar als 3 maanden oude baby verplaatst naar Maassluis, voelt zich niet thuis in Turkije, en hij weet dat dat nooit zal veranderen. Hij zegt: ‘Ik voel me geen Turk’. En later zelfs: ‘Ik ben geen Turk’.

Metin ís natuurlijk wel Turk, want geboren uit twee Turkse ouders. Maar sinds hij besloot te verkassen naar Istanbul, vier jaar geleden, weet hij dat het niet meer is dan dat: hij heeft Turkse ouders. Zijn vader overleed toen hij net geboren was, zijn moeder heeft hem zonder Turks nationalisme opgevoed. In Nederland had hij vooral Nederlandse en Surinaamse vrienden, geen Turken. Als jongetje al niet: ‘Ze vonden me stom omdat ik niet in hun Turkse buurtelftal wilde meevoetballen.’

Toch voelde hij zich in Nederland wel Turk. Zo werd hij immers gezien, en via zijn moeder en haar Turkse vriendinnen had hij de cultuur leren kennen. Dacht hij – tot hij terugkeerde naar zijn geboortestad. ‘Ik dacht dat ik moeiteloos zou kunnen meedraaien’, zegt hij over die beginperiode, ‘maar dat was totaal niet zo. Mijn Turks bleek slecht, ik werd als Nederlander gezien en zo voelde ik me ook. Ik ben alleen gebleven omdat ik de baan had gevonden die ik wilde.’

In het jaar dat Metin Maassluis verliet en naar Istanbul vloog, 2007, vertrokken er volgens het CBS 91.287 mensen in dezelfde richting. Het was het laatste jaar dat de emigratie van Nederland naar Turkije groeide: van krap 60.000 in 1999 naar ruim 91.000 in 2007, daarna dalend naar ruim 85.000 in 2009, het laatste jaar waarover gegevens beschikbaar zijn. Hoeveel er daarvan net als Metin Turks bloed in hun aderen hebben stromen, is niet duidelijk, maar een flink deel ervan zijn jonge, vaak hoogopgeleide Nederlanders met Turkse roots.

‘Nederland is toch mijn éérste eigen land’

Het ‘politieke klimaat’ wordt vaak gezien als belangrijke factor in die beslissing, maar wie praat met de Nederlands-Turkse jongeren die de stap wagen, hoort meestal dat dat maar een bijkomstigheid is. Metin bijvoorbeeld, kwam voor werk. ‘Ik werd in Nederland niet aangenomen op de creatieve opleiding waar ik naartoe wilde’, vertelt hij. ‘Ik had geen zin in een andere opleiding, en dacht dat ik in Turkije wel een baan zou kunnen vinden met wat lef en mijn Nederlandse achtergrond.’
Zo ging het precies, al moeten we ‘wat lef’ wel ruim zien: Metin stapte als 21-jarige zonder noemenswaardige voorbereiding op het vliegtuig, zette vanaf het vliegveld linea recta koers naar het belangrijkste Turkse reclamebureau, trok daar de baas aan zijn jasje en kletste zich naar binnen. ‘Ik had een klein portfolio met eigen werk, maar hij was vooral gecharmeerd van mijn Nederlandse directheid. Iemand die niet bang was voor de baas, dat leek hem wel een toevoeging voor zijn bureau.’

Ook voor Nurten Durmut, 29 jaar, speelde politiek geen rol bij haar beslissing naar Turkije te verhuizen. ‘Ik heb me in Nederland nooit gediscrimineerd gevoeld’, zegt ze. ‘Ik was gewoon benieuwd hoe het was in mijn eigen land.’ Ze wijfelt bij die woorden, ‘mijn eigen land’, en zegt dan: ‘Turkije, bedoel ik. Turkije is mijn eigen land. Maar Nederland is toch mijn éérste eigen land.’

De Turkse bevolking zelf raakt steeds hoger opgeleid

Nurten werd, zoals veel van haar Turks-Nederlandse leeftijdsgenoten, naar Istanbul getrokken door de bloeiende economie. Die groeit met zo’n 5 tot 8% per jaar, de bevolking is jong, Istanbul bruist. Punt is: hoogopgeleide Europese Turken denken nogal eens dat de Turkse arbeidsmarkt om ze zit te springen, maar dat is steeds minder het geval. De Turkse bevolking zelf raakt steeds hoger opgeleid. Een toenemend aantal heeft zelfs in Europa gestudeerd, sinds Turkse universiteiten meedoen aan het internationale uitwisselingsprogramma Erasmus. En zij hebben wat een Turk uit Nederland doorgaans ontbeert, en waar je in Turkije nog altijd moeilijk zonder kunt om een goeie baan te vinden: een wijdvertakt netwerk. Buiten dat: de economie mag dan groeien, een spectaculaire stijging van de werkgelegenheid blijft vooralsnog uit.

Ook Nurten had de arbeidsmarkt wat te rooskleurig ingeschat. ‘Ik wist, Istanbul is een hele grote stad, daar zitten veel grote bedrijven die zaken doen met Nederland. Ik heb MBO Administratie gedaan, niveau 4, en ik heb een goed cv, dus ik dacht dat ik zo ergens binnen zou zijn.’
Dat haar eerste baantje niet op haar niveau was maar bij een callcenter, ontmoedigde haar nauwelijks: ze zou zo iets beters vinden. En dat lukte ook wel, maar toen ging het wringen tussen haar Amsterdamse inborst en de Turkse bedrijfscultuur: ‘Ik ga écht niet elke dag tegen de baas zeggen dat ze er zo mooi uitziet en dat ze zo’n prachige tas heeft. Maar ja, anderen doen dat wel, want slijmen bij de baas moet in Turkije. Dus krijgt de baas hier altijd de pik op me.’

Nurten Durmus met een vriendin aan de kust van de Marmara Zee, aan de Aziatische kant van Istanbul. Klik om te vergroten. (Foto: Ahmet Polat)

Ze zit midden in een verhuizing. Twee mannen van een meubelzaak banjeren door haar huis aan de Aziatische kant van de stad, Nurten geeft instructies over waar precies kast, bed en bankstel in elkaar gesleuteld moeten worden. Het is november, maar het raam staat open, een lekker zonnetje schijnt naar binnen. Ze serveert thee, met stroopwafels die een vriendin uit Nederland meenam. Ze zoekt naar woorden die beschrijven hoe ze zich voelt, maar makkelijk is dat niet. Eén ding staat, bijna vier jaar na haar vertrek uit Nederland, echter als een paal boven water: ‘Ik voel me in Turkije niet thuis.’

Ze herinnert zich een voorval van toen ze net in Istanbul was en papieren moest regelen. Om twee uur moest ze ergens op een kantoor zijn. Ze verscheen op tijd, maar werd gevraagd de volgende dag terug te komen. De volgende dag werd ze wéér weggestuurd, nou ja, lang verhaal kort: ze barstte Amsterdams uit haar vel. ‘Ik snapte er helemaal niks van joh, wat wílden ze nou van me? Ik boos, de beveliging kwam erbij, ik huilen, wat een toestand.’

Ze heeft net haar vierde baan opgezegd, opnieuw omdat ze het hart op de tong heeft en dat moeilijk werkt bij een Turks bedrijf. ‘Nee, ik ga me niet aanpassen. Ik ben juist blij dat ik de Nederlandse cultuur in me heb. Ik vind het belangrijk dingen uit te spreken. Maar ik had nooit gedacht dat het zo zou gaan. Toen ik plannen maakte om naar Istanbul te verhuizen, vier jaar geleden, keek ik ernaar uit hier gewoon Turk onder de Turken te zijn. Maar ik blijk een Amsterdamse, en dat zal ik altijd blijven.’

Ze huurt haar nieuwe onderkomen samen met een vriendin dus financieel kan ze het éven uitzingen, maar niet lang. Al pratend zet ze haar motieven om in Istanbul te blijven op een rijtje: ‘Ik moet hier iets hebben dat me tegenhoudt om terug te gaan naar Nederland. Als ik ooit een goeie baan heb en daar kracht uit kan halen, voel ik me thuis, denk ik. Dat heb ik nog niet. Maar ik ga niet terug naar Nederland. Het is hier spannend, en dat vind ik fijn. In Nederland ga je van huis naar je werk en weer naar huis, hier is minder routine, je kunt op elk moment van de dag iets doen, Istanbul leeft altijd.’
Dan zegt ze: ‘Weet je, mijn ouders wilden niet dat ik naar Istanbul zou gaan, in mijn eentje. Vooral mijn vader niet, die vindt het maar niks dat ik als vrouw mijn eigen keuzes maak. Ik heb een oom, die lachte om mijn vertrek. ‘Die is zo weer terug’, werd er gezegd. Elke keer als ik overweeg terug te gaan naar Nederland, hoor ik in gedachten die oom weer lachen, en blijf ik.’

‘In Nederland was ik een moslim, een Turk’

Nurten houdt vol. Maar er zijn er ook die spoorslags rechtsomkeert maken naar Nederland. Cengiz Caglar, 27 jaar geleden geboren in Erzincan in het noordoosten van Turkije en op zijn tiende naar het Friese Buitenpost gekomen, hield het welgeteld drie maanden uit in de westelijke kuststad Izmir. Hij vertrok wél vanwege het veranderde politieke klimaat in Nederland – tenminste, dat dacht hij toen hij vertrok, in 2008.
De moord op Theo van Gogh in 2004 zette Cengiz’ leven op zijn kop. Hij was 20, studeerde International Business and Languages aan de Hogere Economische School in Amsterdam én Media en Cultuur aan de UvA, en hield zich niet bezig met religie. Door de moord werd hij gedwongen zich uit te spreken over zijn geloof. ‘Mijn ouders zijn Alevitisch, een liberale stroming in de Islam. Als me in verband met de moord op Van Gogh iets gevraagd over mijn geloof, ging ik uitleggen dat ik Alevi ben. Maar ja, dan leek het net alsof ik vond dat Soennitische of Sjiitische moslims de moord op Van Gogh wél goed zouden keuren, dus dan moest ik uitleggen dat ik dát niet bedoelde. Ik werd meegesleept in een polarisatie waar ik niets mee te maken wilde hebben.’

‘Ik doolde door de stad en voelde me zo eenzaam’

Voor zijn studie moest hij een tijdje naar het buitenland. Hij vertrok naar Schotland, daarna naar Mexico, toen naar Vancouver. Terug in Nederland voor het laatste jaar van zijn studie, werd het hem te veel. ‘We hadden een werkgroepbijeenkomst en de discussie ging over de vrijheid van meningsuiting. Ik was geschokt hoe fel de meerderheid in de groep zich tegen de islam en tegen moslims keerde. Dat er zelfs op dít niveau zó werd gedacht! In de buitenlanden waar ik was geweest, werd ik als Nederlander gezien, maar in Nederland was ik een moslim, een Turk. Ik vond dat ook wel gek om te merken, dat ik er dus geen schijt aan bleek te hebben hoe een ander me ziet.’
Op zoek naar rust in zijn hoofd besloot hij terug te gaan naar zijn geboorteland. Dáár zou hij in een warm bad terecht komen, dáár zou hij onder zijn eigen mensen zijn. Maar hij belandde in een identiteitscrisis van jewelste. ‘Daar stond ik, twee diploma’s op zak, zonder doelstelling, totale leegte in me. Ik zou zogenaamd een film gaan maken en in Izmir research doen, maar nu zie ik dat ik vooral op zoek was naar mezelf. Ik doolde door de stad en voelde me zo eenzaam. Ik was bij familie, maar voelde geen echte aansluiting bij ze, ik was door al die jaren in Nederland al lang niet meer een van hen.’

‘Ik heb geleerd dat identiteit geen vaststaand iets is’

Het meest confronterend was een vraag van zijn oma. ‘Ze zei: “Jongen, wat doe je hier eigenlijk?”Ik kon het haar niet uitleggen. Ik kon het mezelf niet eens uitleggen. Ik voelde dat ik weg moest uit Turkije, dat ik door al die jaren in Nederland niet meer in Turkije paste. Maar waar moest ik dán naartoe? Waar zou ik dan wél thuis zijn?’
Door toeval moest hij terug naar Nederland. Tijdens zijn studie had hij zich ook verdiept in film, en zijn korte film, ‘Uittocht’, zou worden vertoond op het Nederlands Film Festival. Hij zat in Nederland bij zijn broer Deniz thuis, te piekeren of hij naar Australië zou gaan of toch naar Zuid-Amerika, toen zijn broer zei: ‘Cengiz, weet je wat, we sturen je CV naar dat traineeshiptraject van de gemeente Amsterdam. Lijkt me echt wat voor jou. Kom op.’

En zo is het gekomen dat hij nu als een gelukkig man in Heemskerk woont. De gemeente Amsterdam nodigde hem uit voor een gesprek, en ‘ik kon natuurlijk niet zeggen dat ik in een identiteitscrisis zat en naar Australië of Mexico wilde’. Hij liet zich dus maar van zijn beste kant zien, en verdomd, na het hele traject werd hij, samen met 23 anderen, gekozen uit 1100 sollicitanten.
De traineeship-periode van twee jaar is net afgerond en ingeruild voor een jaarcontract. Hij zoekt naar een woord dat omschrijft hoe hij zich voelt. ‘Ja, ik weet het: ik bloei.’ Dan: ‘Het politieke klimaat is in Nederland nog hetzelfde, maar ik heb me de afgelopen twee jaar ontwikkeld. Ik betrek de discussies niet meer op mezelf, ik heb geaccepteerd dat ik niet als Nederlander word gezien. En ik heb geleerd dat je identiteit geen vaststaand iets is, tenminste, de mijne niet. Wie je bent, is altijd in ontwikkeling. Nu heb ik een balans gevonden. Ik ren niet meer weg voor mezelf, zoals toen ik naar Turkije ging.’

Ziet hij zichzelf nu als Nederlander? ‘Nee, ik denk het niet. Dat is toch moeilijk als anderen je als buitenlander zien. Maar het geeft niet. Ik heb werk gevonden waar ik kan groeien, in Amsterdam, een stad waar ik van hou. Dit jaar ben ik getrouwd, we sparen om ooit een huis in Amsterdam te kunnen kopen. Ik hoop dat onze kinderen wel als Nederlanders geaccepteerd zullen worden.’ En Turkije? Fijn voor op vakantie, maar dat is dat.

‘Zonder Hollandse nuchterheid valt hier niet te leven’

De kans dat u Metin de reclamemaker in Nederland tegen het lijf loopt, is vrij groot. Hij woont weliswaar in Istanbul, maar zonder Nederland kan hij niet. Hoe vaak hij terug gaat? ‘Privé’, zegt hij, ‘ga ik jaarlijks een keer of tien. Drie, vier dagen. Even de nuchtere Hollandse familie en vrienden om me heen, even helder en rustig denken, want dat kan ik in de chaos van Istanbul niet. Een kroketje, patatje oorlog, en weer terug. En dan nog zeven of acht keer per jaar voor het werk. Ik heb inmiddels mijn eigen projecten bij het reclamebureau, en ik kan zelf bepalen met wie ik werk. Dus werk ik met Nederlanders, onder andere met de bekende reclamemaker Johan Kramer. Die komen op tijd weet je, en ze betalen op tijd.’

Is hij in Istanbul, dan omringt hij zich met andere Nederlanders die er wonen. Metin: ‘Als een Turk werken en leven, ik moet er niet aan denken. Tot elf uur ’s avonds op het werk, dan voetbal kijken of naar het theehuis. Turken hebben geen hobby’s, ik wel, ik squash, ik film. En ik wil niet alleen met mannen omgaan, maar ook met vrouwen. Dus ik heb een hele groep Nederlandse vrienden en vriendinnen hier.’
Hij moet lachen om de conclusie dat hij weliswaar in Istanbul woont, maar zijn eigen Nederland om zich heen heeft gecreëerd. ‘Ja dat klopt wel ja. En het moet ook wel. Istanbul is zo’n chaos, zonder Hollandse nuchterheid valt hier niet te leven.’

2 Comments »

2 Responses to “Terug naar je roots: toch geen Turk onder de Turken”

Comments

  1. maaike jan 31 2012 / 10pm

    las het stuk in volkskrantmagazine en vond het erg goed, nog beter toen ik jouw naam er bij zag staan!!!

  2. evelien mrt 29 2012 / 8pm

    Goed stuk, interessant om te lezen!

Leave a Reply

 tekens beschikbaar

Snel