Kurdish MattersNieuwe site! Volg me tijdens mijn werk aan mijn boek over de Koerdische kwestie: www.KurdishMatters.com

De bejaarde man in het nooit afgebouwde pand zonder voorgevel gooit zijn armen in de lucht bij de vraag wat hij nodig heeft. ‘Wat niet?’, zegt hij. Dat is precies te zeggen. Hij en zijn familie hebben een theepot, een vergiet, een paar vorken en theelepeltjes, thee, theeglazen en suiker, komkommers, een vloerkleed, matrassen en dekens. Gekregen van mensen in de buurt. Dat is het.

Het is een troosteloze boel in het Turkse grensstadje Suruc. Het ligt bij de grens met Syrië, meer precies aan de grens met Kobani, een district dat deel is van wat wel ‘Syrisch Koerdistan’ wordt genoemd. Daar besturen de Koerden sinds ongeveer een jaar zichzelf met een zelf opgezet bestuur, militair verdedigd door de gewapende YPG. Het leven was er relatief veilig. Totdat Islamic State een week geleden met geavanceerd wapentuig uit Irak een zwaar offensief opende op Kobani.

De vluchtelingenstroom kwam op gang. Turkije opende vrijdag de grens bij Suruc en liet de Koerden binnen. Ook de familie in het open betonnen pand arriveerde op vrijdag in Turkije, anderen die in Suruc verblijven op zaterdag. Veel meer dan het openen van de grens lijkt de Turkse regering echter niet te doen. De opvang wordt overgelaten aan gemeentes, die niet genoeg geld en menskracht hebben om voor duizenden mensen te zorgen.

Wat opvalt in een tour langs opvangplekken – een bruiloftshal, zogeheten ‘condoleance-huizen’, moskeeën, verlaten winkelpanden, leegstaande huizen, en het parkje in het centrum – is dat er, behalve ouden van dagen, nauwelijks mannen zijn. Die zijn achtergebleven in Kobani, of ze hebben hun vrouw en kinderen naar Turkije gebracht en zelf rechtsomkeert gemaakt.

Zo ook de drie volwassen zoons van Hanim Birahim Ali (70), die met haar vijf dochters en een hele trits kleinkinderen naar Turkije kwam. ‘Mijn zoons’, zegt ze, ‘bewaken ons land, ons huis, onze tractoren en dieren. En ze vechten tegen Islamic State.’ De zoon van haar zus is vermoord door IS, vertelt ze. Ze maakt een gebaar met haar hand langs haar keel. Ook andere vluchtelingen hebben dergelijke verhalen. Een vrouw zegt: ‘Ik zag van een afstand hoe ze mensen achter een tractor bonden en ermee rondreden. Toen ze half dood waren, sneden ze de kelen door.’

Veel van de volwassen mannen die wel in Suruc zijn, proberen er weg te komen, terug naar Kobani. Rond het middaguur vertrekt er een busje met een man of tien richting de grensovergang. Eén van hen is Mesut Ibrahim (25). Hij verliet Kobani een maand geleden om in Istanbul te werken, maar wil nu terug om te vechten. ‘De grens ging vrijdag open, maar nu is ‘ie weer dicht. Waarom mag ik niet naar mijn eigen land?’

Andere mannen in het busje brachten dit weekend hun families in Turkije in veiligheid maar zagen de weg terug naar Kobani afgesneden door het Turkse leger. Er wordt opgewonden gepraat onderweg: ze gaan het weer proberen. Het busje houdt halt op zo’n tweehonderd meter van de grensovergang, de rest gaat te voet. Als ze nog maar zo’n vijftig meter van het leger verwijderd zijn, barst ineens het traangasgeweld los. Tientallen traangasgranaten schieten door de lucht. De menigte die zich bij de grens heeft verzameld stuift uiteen, het stoffige open grensland in.

Uit een gesprek met een luitenant een dag eerder, blijkt dat vooral de Turks-Koerdische jeugd, die met honderden tegelijk naar de grens is gekomen om hun Koerdische broeders uit Syrie te steunen, het leger op de zenuwen werkt. De luitenant, die zijn naam niet mag geven, zegt: ‘Ze zwaaien met illegale vlaggen en gooien stenen. We moeten wel ingrijpen.’

De Koerden, zowel die uit Turkije als uit Syrie, geloven echter dat de Turkse autoriteiten niet willen dat de YPG zich versterkt met terugkerende vluchtelingen. De YPG is immers gelieerd aan de Turks-Koerdische gewapende PKK, nog steeds Turkije’s staatsvijand nummer 1. Turkije beschouwt een sterke YPG/PKK alliantie als bedreiging.

Hoeveel vluchtelingen er afgelopen weekend naar Turkije kwamen, is onduidelijk. Voor het cijfer van 130.000 dat de Turkse regering gaf, is geen bewijs. In Suruc verblijven er hooguit tien-, vijftienduizend. Waar is de rest? Premier Erdogan pleit bij de vergadering van de Verenigde Naties in New York voor een bufferzonde in Noord-Syrië. Misschien worden de cijfers overdreven om het plan kracht bij te zetten.

 

 

No Comments »

Leave a Reply

 tekens beschikbaar

Snel